Geschiedenis

Historie van de Sjnuffelère

“Er was iets dat er niet was”. Zo zou men ongeveer de situatie kunnen schetsen rondom de carnaval in Rijckholt aan het einde van de jaren vijftig. Er waren weliswaar initiatieven geweest tot het oprichten van een carnavalsvereniging te komen. Dit lukte niet, omdat, zoals schertsend werd gezegd: ” men slechts tot zeven kon tellen”. Hoe het ook zij, Rijckholt, en dan met name de jeugd, bleef van het vieren van “vastelaovend” verstoken.

Zeer zeker de jongeren, want de oudere jeugd mocht zich nog wel eens vermaken in Maastricht. Vaak tegen het zere been van de ouders, want de stad en de carnaval strookten niet echt met een conservatieve opvatting in een dorp als Rijckholt toen was.

Net als bij zoveel andere dingen die in het Rijckholtse plaatsvonden, speelde “de Brök” ook bij het net tot stand komen van het Rijckholtse carnaval een rol. “de brök”, een riooloverkapping op de kruising van de Rijksweg met de Steenstraat en de kasteelstraat, was een typische ontmoetingplaats vooral op zondagen na de Hoogmis en zou tegenwoordig mogelijk een “hangplek” voor jong en oud heten. Een toevallige ontmoeting van Jean Wouters (Jean van Clim) en Pierre Frambach, bracht het gesprek op het ontbreken van een carnavalsviering. Het idee werd geopperd, om dan als jongeren zelf maar het voortouw te nemen.

Een gekozen raad van elf

Om het idee in het dorp meer draagkracht te geven, werd aan de vorm van een democratisch gekozen raad van elf gedacht. Circulaires werden rondgebracht, waarbij aspirant-leden werden verzocht zich als lid van de toekomstige Raad van Elf aan te melden. Reeds voor aanvang van een druk bezocht vergadering, welke in de Instuif in het Dominicanenklooster plaats had, stond reeds vast welke personen de eerste raad van elf zouden vormen.

Mogelijk dat deze wetenschap een aantal mensen heeft weerhouden, om zich nog op het laatste moment, nog beschikbaar te stellen. De meeste leden waren rond de achttien/negentien jaar. En omdat men niet over voldoende jongens beschikte, werden nog drie dames in de raad gekozen. Fie Macheels, Rina Klinkenberg (penningmeester) en Lucie Schrijneaekers.

Naast de genoemde dames bestond de eerste Raad van Elf uit: Gerry Beckers, Chiel Dassen, Pierre Frambach (voorzitter), Piet Goessens, Jean Caelen, Loe Naus, Leon Olieslagers, Jo Scheres (secretaris). Er werd o.a. besloten, dat om de twee jaar nieuwe verkiezingen zouden plaatsvinden.

Problemen werden geslecht

De tellig was weliswaar geworpen, maar het zou aanvankelijk een groeiproces met stuiptrekkingen worden. Om niemand tegen het hoofd te stoten, moest vaak voorzichtig worden geopereerd en gehandeld. Rijckholt telde op dat moment drie horecagelegendheden. Lies Wassenaar, Theetuin Scheres en cafe Doijen (Frenske).

Aangezien het onderbrengen van de carnavalsviering, in verband met beschikbare ruimte bij een van deze zaken, moeilijk was, werd gezocht naar een andere, neutrale oplossing. Deze werd gevonden in de Instuif in het klooster van de paters Dominicanen. Hier begon het hoofdstuk retor Teeuwen. Deze kloosteroverste was sinds ’54 rector in Rijckholt. Teeuwen was een geestelijk charisma, die de pas opgerichte carnavalsvereniging een bijzonder warm hard toedroeg.

Aanvankelijk verliepen de carnavalsdagen in de instuif nogal gladjes en de animo was ook bijzonder groot. Men had destijds nog geen tapbuffet en de drank werd geserveerd vanuit de flessen. Helaas gebeurde het een keer, dat het ’s nacht gevroren had. Een groot aantal flessen bier, in kratten opgesteld in de kloostergang, bleek gewoon stuk gevroren te zijn! Een fikse tegenvaller voor de “vereniging zonder geld!”.

Carnavalsvereniging zonder prins.

Er doemde problemen op. De dienst voor horeca-inspectie bleek plots op de hoogte te zijn van het vieren van carnaval in een ruimte, die in feite geen horecagelegenheid was en waar geen bier getapt mocht worden! Dit kon niet oordeelde men. Na overleg met rector Teeuwen, de verantwoordelijke voor de ruimte waar carnaval gevierd werd, liet hij weten, dat hij dat varkentje wel zou wassen.

Dit gebeurde ook, binnen drie minuten na zijn bezoek stond de inspecteur weer op straat, en had rector Teeuwen een getekende notitie in zijn pij gestoken met de vermelding, dat alles perfect in order was! De eerste jaren verliepen “prinsloos” omdat er volgens de voorschriften van het bisdom, feitelijk geen carnaval binnen de kloostergemeenschappen of kerkelijke aangelegenheden mochten plaats vinden, laat staan het uitroepen van een prins carnaval.

Wilde Rijckholt echter een volwaardige carnavalsvereniging hebben, dan zou een prins carnaval meer dan welkom zijn. Er werd gezocht naar een oplossing.

louis_1Louis Klinkenberg, destijds prieserstudent in Horst, moet het medium vormen waarlangs geopend kon worden. Rector Teeuwen vond dit een geniale oplossing en beloofde de hemel en bisdom te bewegen, voor een akkoordbevinding. Dankzij hem kreeg Rijckholt in 1963 de eerste prins carnaval; Prins Louis I.

De tegenkanting was wel, dat hij bij de “prinsenzitting” niet aanwezig kon zijn. Zijn proclamtie werd door zijn zus Rina Klinkenberg voorgelezen. Met de carnaval was hij wel lijfelijk present en hij vierde een schitterende carnaval.

De carnaval begon in Rijckholt meer structuur te krijgen. Men oriënteerde zich op de carnaval zoals dit in Vaals (de Grensuule)

en in minder mate in Meerssen (de Aonhawers) gevierd werd, waarbij de latere Gouden Narrekapdrager Lambert Erven (Vaals) en Emiel Maenen (Meerssen) altijd bereid waren voor adviezen en eventuele hulp.

Er kwam twee jaar later een tweede “verkiezingsronde” voor een nieuwe raad van elf. Enkele leden, waarbij de dames, hielden het verder voor gezien. hun gekozen vervangers waren niet alleen ouder, maar kenden ook een sterke inbreng. Zo was er Dre(ke) Gielissen die in de volgende jaren telkens voor een prachtige Prinsenwagen zou zorgen.

Een andere, heel belangrijke, inbreng had ongetwijfeld Remy Hessels. Zijn schoonmoeder Ber Doyen Brepoels, eigenaresse van café Frenske, voelde er aanvankelijk niet veel voor om de zaal weer geschikt te maken voor (carnavals-) feesten. Een zaak waar Remy niet zonder meer in wenste te berusten. Door zijn persoonlijke inzet en toedoen verhuisde in ’64 het hele carnavalsgebeuren, ongetwijfeld tot grote opluchting van rector Teeuwen, naar deze zaal.

Een nieuwe episode, met meer mogelijkheden, diende zich aan. In 1973 kreeg de carnavalsvereniging overigens een nieuwe Hoftempel toen ze naar café “Het trefpunt” (Pierre Bastin-Jeanne Frambach) verhuisde.

Groei zet zich gestaag door

Het carnavalsgebeuren groeide door. Rijckholt kreeg ook dansmariekes. Maria Klinkenberg en Marie-Louise Loyens waren de eerste. Er werd een script geschreven op de tonen van de evergreen “Valencia” en “hoog gingen de beentjes” tot veler enthousiasme.

Naast de jaarlijkse prinsenzitting was er ook een zitting louter verzorg door Rijckholtse artiesten, waarbij het “Rijckholts buutekampionschap” de inzet vormde. In de buut kwamen o.a. Nico Hartman, Jef Houben en Jef Curvers terwijl het muzikaal gedeelte voor rekening van de gebroeders Willy en Nico Dormans was.

Het schortte in Rijckholt gedurende de achtenveertig jaren allerminst aan (leuke) initiatieven. Enkelen daarvan zijn:

  • Het ontbreken van een eigen muziekkapel bleef voor Rijckholt een gemis. In ’91 nam Jo Smeets, als lid van de Raad van Elf, het initiatief tot het oprichten van een zäot hermenieke. Met steun van de carnavalsvereniging kwam “Beume en Blaoze” van de grond. Feitelijk losstaand van elkaar heeft men wel een onderlinge hechte samenwerkingsverband.
  • De officiële opening van het carnaval, naar een idee van Wiel Serpenti, met een hoogmis, meestal gecelebreerd door Prins Louis I, waarna het “Verke” aan de gevel van Kaffee Riékelt wordt opgehangen.
  • Het oprichten van de “club 111” gevormd door oud prinsen Carnaval met als doelstelling elk jaar geleden voor de carnavalsvereniging bij elkaar te brengen. Zij schonken o.a. een vaandel (22 jarige jubileum), originele ceremoniestok (33 jarige jubileum), een nieuwe sceptor (44 jarig jubileum) en het standbeeld (55 jarig jubileum) aan de vereniging.